Via beweging, gewichtstransfer, positionering, lichaamsgewicht en zwaartekracht kan de tonus beïnvloed worden en kunnen normale bewegingspatronen of houdingen gefaciliteerd worden.
Door herhaling van deze patronen leert het kind meer controle krijgen over zijn houding en bewegingen. Zo leert het meer en meer zelfstandig en functioneel worden.
De voortdurende evaluatie van de therapeut (hoe het kind zich organiseert, wat zijn strategieën zijn en hoe hij die gebruikt…,) is zeer belangrijk. Zo zal de therapie voortdurend bijgestuurd worden om het kind zo ver mogelijk te brengen op alle vlakken en zo functioneel en zelfstandig mogelijk te maken.
Er wordt ook regelmatig geëvalueerd welke middelen en materialen het kind kunnen helpen bepaalde orthopedische problemen op lange termijn te voorkomen of trachten te beïnvloeden. Er wordt regelmatig advies gegeven over handeling, verzorging, positionering, materiaalkeuze,….
Aangezien het Bobath principe de totaliteit van het kind benadrukt, zullen bij de therapie de ouders en verzorgers betrokken worden. De context van het kind wordt met andere woorden nauw betrokken bij de therapie (verzorgers, onthaalmoeder, crèche, opvang, school…). Wanneer de ouders beroep doen op een thuisbegeleidingsdienst zal er regelmatig overlegd worden met deze dienst; ook bezoeken aan de arts kunnen voorbereid of mee ondersteund of opgevolgd worden.